Noodhulpteam voor Ebola in Congo

Een noodhulpteam van Artsen Zonder Grenzen is aan de slag gegaan in Isiro, in het noordoosten van Congo, waar het ebolavirus is opgedoken. Het team neemt veiligheidsmaatregelen in het behandelingscentrum van Isiro om verdere verspreiding tegen te gaan.

Bij de huidige uitbraak van de ziekte zijn tot nu toe negen doden gevallen, maar slechts één sterfgeval is door een laboratorium bevestigd als Ebola. Twaalf anderen zijn mogelijk besmet geraakt, één van hen is opgenomen in het behandelingscentrum. Eén andere patiënt had de ziekte opgelopen, maar is er volledig van genezen.

Een ander team van Artsen Zonder Grenzen werkt sinds eind juli in het westen van Uganda, waar bij een andere uitbraak van Ebola zestien doden vielen. Maar het gaat om twee verschillende stammen van het virus: de Ebola-Bundibugyostam in Congo en de Ebola-Sudanstam in Uganda.

“De twee uitbraken in Uganda en Congo staan los van mekaar”, zegt Olimpia la Rosa, noodhulpcoördinator van Artsen Zonder Grenzen. “Dat versterkt het idee dat het virus wordt overgedragen door nauw contact en dat het niet makkelijk grenzen oversteekt.” In Uganda werkt het team van Artsen Zonder Grenzen verder met het ministerie van Volksgezondheid en andere organisaties waaronder het Ugandese Rode Kruis, het US Center for Disease Control en de Wereldgezondheidsorganisatie. Het lijkt erop dat de epidemie daar succesvol bedwongen is. Het laatste geval van Ebola (bevestigd door laboratoriumtests) werd gemeld op 4 augustus. Een uitbraak is voorbij na 42 dagen zonder nieuwe besmettingen.

Ebola werd voor het eerst bij mensen gezien in 1976 in het toenmalige Zaïre (nu Congo). Het virus wordt doorgegeven via lichaamsvocht en is erg dodelijk. Hoe dodelijk hangt af van de stam van het virus en hoe genetisch kwetsbaar iemand voor de ziekte is.