Sociale media

  • NL
Open the menu

Wat zal er voor de mensen van Ituri veranderen? - Reactie op het nieuwe UN-mandaat in D.R. Congo


‘s Nachts scheren onze artsen tegen een snelheid van 100 km per uur door de straten van de stad om het ziekenhuis te bereiken. Dergelijke snelheden zijn weliswaar gevaarlijk, maar in ieder geval een stuk minder riskant dan traag rijden, want dan ben je een schietschijf voor rondvliegende kogels. Bovendien is is het heel wat minder hachelijk dan inwoner te zijn van Ituri, waar een strijd tussen milities uitgroeide tot een regelrechte oorlog tegen de burgers.

De burgerbevolking in het oostelijke gebied van de Democratische Republiek Congo (DRC) is het slachtoffer van slagen, verkrachtingen en standrechtelijke executies. Hun huizen worden geplunderd en vervolgens platgebrand; ze worden uit hun dorpen en steden verjaagd, en op hun vlucht naar veiligere oorden aangevallen door gewapende groepen. Vaak zijn ze gedwongen hun toevlucht te zoeken in de bossen waar ze, om in leven te blijven, maandenlang zijn aangewezen op het eten van wortels en bladeren.
In Bunia, de hoofdstad van het Ituri-district, gaat het doden, verkrachten en plunderen ook ‘s nachts onverminderd door ondanks de aanwezigheid van de VN-vredesmissie in Congo (MONUC) en de interventiemacht van de Europese Unie (IEMF, de Interim Emergency Multinational Force).
Bij het ochtendgloren keren onze chirurgen terug naar hun werkplek in het 70-bedden tellende hospitaal, de enige chirurgische voorziening in de stad die voor de inwoners toegankelijk is. Ze voeren er minstens 15 operaties per dag uit, vaak bij kinderen en vrouwen die door het oorlogsgeweld verwondingen opliepen. ’s Ochtends zien we ook mensen vanuit hun schuilplaatsen terugkeren naar hun dorpen in de hoop dat de kust veilig is en dat hun huizen geen schade hebben opgelop

Een positief teken?

AZG dat de niet nagekomen beloften om de bevolking te beschermen heeft veroordeeld, werd gevraagd of de recente resolutie van de VN Veiligheidsraad die het MONUC mandaat versterkt en nog verlengt tot juni 2004, een positief teken is. Daar kunnen we eerlijk gezegd niet op antwoorden. Uiteraard hopen we dat er iets voor de bevolking van Ituri zal veranderen. De vraag blijft echter of een versterking van de troepen en van het mandaat de bevolking in en rond Bunia daadwerkelijk bescherming zal kunnen bieden.
Wat we wel weten is dat iedere beslissing die zich toespitst op een ontplooiing van troepen, zelfs met een ambitieuze opdracht, geen enkele waarborg vormt. Dit leerden we uit onze ervaring te velde: het eerdere MONUC-bataljon is er niet in geslaagd een minder hoog gegrepen mandaat tot een goed einde te brengen. Hoewel we een einde zagen komen aan de slachtpartijen in de stad Bunia, merken we nu dat de levensomstandigheden van de 18.000 ontheemden in het kamp ronduit krankzinnig zijn. De mensen worden niet geregistreerd, er is geen beveiliging en verkrachtingen en geweld vormen er gemeengoed.
De situatie in en rond Bunia is slechts één voorbeeld van de aanhoudende moordpartijen en ellende in de rest van Ituri en Kivu. Het geweld beperkt zich niet tot het oosten van de DRC, maar strekt zich ook uit tot alle regio’s rond de Grote Meren, gaande van het zuiden van Burundi tot het noorden van Oeganda.
De ontplooiing van een internationale strijdmacht kan de veiligheid van de bevolking niet waarborgen. Niet alleen plaatselijke milities, maar ook de regeringen in de buurlanden moeten ter verantwoording worden geroepen voor hun aandeel in de opflakkering van het geweld tegen de burgers en het verergeren van hun lijden. De verkeerde voorstelling van het conflict als een strijd tussen etnische groepen onderling, negeert de betrokkenheid van deze regeringen bij het ondersteunen van de oorlogsvoerende partijen, als onderdeel van hun strategie om de macht in de regio te handhaven en de uitgebreide natuurlijke rijkdommen te exploiteren.
Zonder een duidelijke verbintenis om oprecht bescherming te bieden en het geweld tegen de burgerbevolking te beëindigen, is er weinig hoop voor de mensen in het oosten van de DRC. Het falen van de VN-vredestroepen om de burgers te beschermen blijft een pijnlijke herinnering: in Bosnië en Rwanda gingen daardoor honderdduizenden mensenlevens verloren. Deze ervaringen herinneren ons eraan dat de ontplooiing van internationale troepen kan uitgroeien tot een valse belofte van bescherming voor de mensen die vervolgens worden verlaten en massaal worden afgeslacht, als dit initiatief niet gesteund wordt door een sterke politieke wil. Alleen de tijd zal kunnen uitmaken of er daadwerkelijk sprake is van een dergelijke verbintenis.