Sociale media

  • NL
Open the menu

“De mensen zijn doodsbang”


De ebola-epidemie in West-Afrika heeft een ongekende omvang. De Belgische ebolaspecialisten Hilde de Clerck, arts, en Michel Van Herp, epidemioloog, vertellen hoe moeilijk het is om deze uitbraak te bestrijden.

© Sylvain Cherkaoui
© Sylvain Cherkaoui


Ongekende epidemie

Hilde: ‘Op een gegeven moment waren er nog maar twee dorpen in Guinee die we in de gaten hielden voor mogelijk besmette mensen. We dachten even dat het einde van de epidemie in zicht was. Maar opeens vernamen we dat het virus op nieuwe plekken in het land was opgedoken – en zelfs over de grens, in buurland Sierra Leone. Plotseling ging het niet meer om twee plaatsen, maar om veertig. Inmiddels is het de grootste epidemie waar we ooit mee te maken hebben gehad, qua duur, verspreiding en het aantal patiënten.’

Michel: ‘De epidemie is zo moeilijk onder controle te krijgen vanwege het gebrek aan kennis over ebola onder de bevolking, de geografische spreiding van de uitbraak en de voortdurende mobiliteit van de mensen. Het is bovendien de eerste keer dat het virus is uitgebroken in Guinee, Sierra Leone en Liberia. De mensen zijn doodsbang. In sommige plaatsen worden onze hulpverleners er zelfs van beschuldigd dat zij het virus naar de regio hebben gebracht. We werken daarom ook met antropologen, die kunnen bijdragen aan wederzijds begrip en onze verhouding met patiënten en gemeenschappen kunnen verbeteren.’

Angst en ontkenning

Michel: ‘Het lijkt erop dat de epidemie is ontstaan in een dorp vlakbij het Guineese plaatsje Gueckedou. Veel bewoners jagen er op vleermuizen, onder meer op de twee soorten waarvan we weten dat ze het ebolavirus kunnen dragen. Het virus kan zich eerst verspreiden onder de migrerende vleermuiskolonies, waarna mensen het krijgen als ze in contact komen met besmette dieren. De overlevingskans voor iemand met ebola kan zo laag zijn als tien procent. Dat boezemt angst in. En ontkenningsgedrag. Sommige mensen denken dat als je maar blijft ontkennen dat de ziekte bestaat, je er ook niet door getroffen kunt worden.'

Hilde: ‘In de plaats Macenta in Guinee was er één familie die vijftien mensen verloor aan het virus. We wisten het hoofd van de familie, en diens vrouw, te behandelen. Ze overleefden het. En we hoopten dat zij de boodschap - dat tijdig behandeling zoeken cruciaal is - zouden doorgeven binnen de gemeenschap. Maar toen later een ander familielid besmet raakte, werd dit jongetje vlug meegenomen naar een ander dorp. Hij stierf een paar dagen later. Het lijkt erop dat we het vertrouwen moeten winnen van elk afzonderlijk individu.’

Epidemioloog Michel Van Herp, ebola, Guinee

Mobiliteit zorgt voor verspreiding

Hilde: ‘Daarom is de betrokkenheid en inzet van religieuze en politieke leiders in een gebied zo cruciaal. Zo zijn er rond Gueckedou twintig dorpen waar onze medische teams de toegang wordt ontzegd door een vijandige bevolking. Dat moet veranderen. Er moet snel goede en duidelijke informatie verspreid worden in de getroffen gebieden. Mensen moeten weten dat ze behandeling moeten zoeken zodra ze symptomen hebben, dat ze niet moeten reizen en dat ze contact met andere mensen moeten vermijden.’

Michel: ‘De grote mobiliteit van de mensen in dit deel van de wereld maakt het zeer moeilijk om de verspreiding tegen te gaan. Een van onze patiënten was in één week tijd naar vijf verschillende dorpen gereisd voordat hij naar ons behandelcentrum kwam. Dat betekent dat hij in elk dorp andere mensen besmet zou kunnen hebben. En ook sociale status speelt een rol. Zo zorgde het overlijden van een geneesheer er in Sierra Leone voor dat het virus zich snel kon verspreiden. Zelfs na de dood blijft het virus namelijk actief in het lichaam en lichamelijk contact kan dan nog steeds voor besmetting zorgen. Veel mensen kwamen naar de begrafenis van deze geneesheer, die een zeer belangrijke sociale functie in de gemeenschap verzorgde. Het gevolg was dat meerdere mensen toen besmet raakten.’

Ervaring essentieel voor hulpverleners

Hilde: ‘Doordat er nu steeds meer nieuwe plekken zijn waar het virus opduikt, moeten onze teams een steeds groter gebied bereiken. Onze hulpverleners zijn ervaren en deskundig, maar kunnen niet overal tegelijk zijn. Artsen Zonder Grenzen heeft bovendien geen ongelimiteerde capaciteit en moet haar mensen en middelen ook inzetten in andere crisisgebieden in de wereld. Onze teams werken in West-Afrika nu op vele plekken om de uitbraak te bestrijden. Ze sporen mogelijk besmette mensen op, doen epidemiologisch onderzoek, geven voorlichting aan gemeenschappen, ontsmetten huizen, helpen om verspreidingsgevaar bij begrafenissen te komen en behandelen natuurlijk patiënten in onze speciale klinieken.’

‘Andere partijen helpen hierbij, maar dat zijn vaak kleine teams die niet altijd de juiste ervaring hebben. Het is daarom ontzettend belangrijk dat andere hulporganisaties en officiële instanties in de getroffen landen meer medewerkers beschikbaar maken. Het belang van ervaring kan daarbij niet genoeg benadrukt worden. Het bestrijden van ebola is namelijk niet zozeer dat medische kwaliteiten het belangrijkst zijn, maar dat mensen de strikte behandelprocedures kunnen volgen en andere mensen niet in gevaar brengen.’

Michel: ‘Er werken nu zo’n 300 hulpverleners van Artsen Zonder Grenzen om de epidemie te bestrijden. We zouden graag zien dat onze medische teams zich ook echt kunnen focussen op hun medische werk en het afzonderen van patiënten. Daar ligt ook onze expertise. Maar dat betekent wel dat andere partijen taken zouden moeten overnemen die nu door ons worden uitgevoerd. Dan gaat het bijvoorbeeld om voorlichting geven en besmettingsketens natrekken.’

‘Het is voor de hulpverleners ontzettend zwaar werk, zowel fysiek als mentaal.’ © Sylvain Cherkaoui/Cosmos

Fysiek en mentaal zwaar

Hilde: ‘Het is voor de hulpverleners ontzettend zwaar werk, zowel fysiek als mentaal. De mensen die zorg bieden in de behandelcentra moeten zware beschermende pakken dragen die hoogst oncomfortabel zitten en waarin het verschrikkelijk heet wordt. Zij maken hele lange dagen en moeten oververhitting en uitdroging voorkomen.’

‘Maar ook emotioneel eist het zijn tol. Het begint al bij het moment waarop iemand bij zijn of haar familie moet worden weggehaald. Dat is vaak hartverscheurend. De behandeling zelf is verschrikkelijk zwaar. En velen, waaronder kinderen, overleven het niet. Palliatieve zorg is moeilijk omdat de patiënten vreselijk bang zijn. Maar we proberen hen zo veel mogelijk te troosten. We zijn vaak de laatsten waar ze contact mee hebben en velen vragen of we hun hand vast willen houden. Zulke momenten doen verschrikkelijk veel met je.’