Sociale media

  • NL
Open the menu

De ‘nuttige slachtoffers’ van de overstromingen in Pakistan


Onder de oppervlakte van de overstromingen in Pakistan kon je zien wat de geopolitieke inzet was, hoe de westerse hulp gerechtvaardigd werd en hoe de hulp bij de slachtoffers terechtkwam.

Als resultaat daarvan kan het voor hulpverleners nog moeilijker worden om de Pakistaanse bevolking in de meest gevaarlijke delen van het land te helpen.
Ik ben net terug uit Pakistan, waar ik overstromingsgebieden heb bezocht en met personeel van Artsen Zonder Grenzen heb besproken hoe de noodhulp verloopt en wat dat betekent voor de humanitaire hulpverlening in het land. Terwijl het vooral de plaatselijke gemeenschappen waren die als eerste de hulp op gang hebben getrokken, zijn momenteel 1 200 Pakistaanse en 135 internationale hulpverleners van Artsen Zonder Grenzen aan de slag op 15 plaatsen in het land.
Jammer genoeg heb ik tijdens mijn bezoek geleerd dat de Pakistani door de politieke bijklank van de westerse noodhulp nu nog wantrouwiger staan tegenover de bedoelingen van buitenlandse hulp.
Al toen Pakistan een Britse kolonie was, werd hulpverlening gebruikt als een politiek instrument om delen van de bevolking onder controle te krijgen. In april van dit jaar herhaalde de toenmalige speciale gezant van de VN in Pakistan, Jean-Maurice Ripert, deze gedachte toen hij een oproep deed om het land te helpen in de nasleep van de voortdurende Pakistaanse militaire operaties om “vrede te brengen in de gevaarlijkste delen van Pakistan.”
Toen duidelijk werd hoe ernstig de overstromingen waren, zagen westerse leiders hun kans schoon en begonnen ze op te roepen om meer steun te bieden aan een land dat als een kweekvijver voor terroristen gezien wordt. Op die manier konden ze de veiligheid in eigen land vergroten. Tijdens een bezoek in augustus pleitte Amerikaans senator John Kerry (voorzitter van het U.S. Senate Foreign Relations Committee en coauteur van een hulpwetgeving ter waarde van $7,5 miljard) voor hulp aan de slachtoffers van de overstromingen omdat “er een nationaal veiligheidsbelang is ... we willen niet dat deze crisis meer jihadi’s en extremisten voortbrengt.”
In Pakistan komt dat over alsof het niet genoeg is dat mensen alles verloren hebben in een enorme ramp om hulp te verdienen. Nee, buitenlandse hulp moet teruggebracht worden tot voorkomen dat terroristen naar Europa of de Verenigde staten komen afzakken. Dat cynisme ontmenselijkt de noodlijdende bevolking en creëert de indruk dat de hulporganisaties deel uitmaken van een grotere politieke agenda. Wanneer hulpverlening wordt gebruikt voor politieke doelstellingen, of als dat het geval lijkt te zijn, kan die niet meer als humanitair worden beschouwd.
Dit is meer dan een debat over semantiek. Mijn collega’s, de meeste van hen Pakistani, proberen nu hulp te bieden in een van de meest politiek geladen situaties die u zich maar kunt voorstellen. Wie het vertrouwen wil winnen van alle partijen en toegang wil krijgen tot de getroffen bevolkingen, moet gezien worden als puur humanitair: onpartijdige hulpverlening op basis van de behoefte, ongeacht politieke of andere invloeden.
Het is bedroevend, maar niet verrassend en ook niet nieuw dat politici slachtoffers van een ramp ‘nuttig’ vinden om de harten van de bevolking te winnen in een strategische regio. Maar hulporganisaties die zich humanitair willen noemen, moeten daar duidelijk afstand van nemen.
Het Pakistaanse leger en de regering hebben de taak om hun bevolking met alle mogelijke middelen te helpen. Bij natuurrampen kan het voor de Verenigde Naties en hulporganisaties onvermijdelijk zijn om militaire middelen te gebruiken om tot bij de slachtoffers te geraken. In Pakistan is de sfeer echter al behoorlijk gespannen, en nu de militaire campagnes in het noordwesten van het land het afgelopen jaar zijn opgevoerd, moeten hulpagentschappen onafhankelijk zien te blijven. Als een bepaalde helikopter de ene dag wordt gebruikt voor militaire doeleinden en de volgende dag om hulpgoederen te verdelen, kan die hulp geassocieerd worden met één zijde van het conflict en zo voor de andere zijde een doelwit worden.
Helaas was het tijdens de overstromingen zo dat veel organisaties wel zeiden dat ze onpartijdige humanitaire actoren waren, maar hun onafhankelijkheid van leger en regering onvoldoende konden volhouden. Sommige organisaties gebruikten militaire vluchten om hulpgoederen te verdelen. Vele aanvaardden gewapende escortes op plaatsen waar Artsen Zonder Grenzen ook zonder kon werken. Nog andere gaven toe aan de “begeleiding” van de overheid om te beslissen waar hulpgoederen moesten worden verdeeld.
Als gevolg daarvan wordt het vertrouwen aangetast waar zo lang aan werd gebouwd door humanitaire organisaties als Artsen Zonder Grenzen, die nu onpartijdig en onafhankelijk proberen te werken in de meest labiele gebieden van Pakistan. Als er geen vertrouwen meer is, kan dat betekenen dat we de bevolking in een van de meest gevaarlijke en vergeten regio's ter wereld niet langer kunnen helpen.
De mensen die ik vorige week zag in de kampen in Sindh, een zwaar getroffen regio, zijn de allerarmsten. Ze hadden bijna niets en zijn nu alles kwijt. Hun kinderen zitten in onze ondervoedingscentra. Ze verdienen het om geholpen te worden, net als de mensen in het noorden, waar de sfeer gespannen is.
Noodhulp mag niet uit politieke beweegredenen worden verleend, want zo worden de noden genegeerd van diegenen die niet politiek "nuttig" worden bevonden. Als humanitaire hulpverleners moeten we tot het uiterste gaan om onafhankelijk te blijven van politieke of militaire agenda’s als we de meest hulpbehoevenden willen kunnen bereiken, of ze nu “nuttig” zijn als slachtoffer of niet.
Christopher Stokes is algemeen directeur van Artsen Zonder Grenzen in Brussel.  Hij werkte met Artsen Zonder Grenzen in tientallen landen, en coördineerde onder andere operaties in Afghanistan, Kosovo, Irak en in Libanon tijdens het conflict tussen Hezbollah en Israël in 2006.
Dit stuk werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op het AfPak-kanaal van ForeignPolicy.com