Sociale media

  • NL
Open the menu

Weg uit Afghanistan: de persoonlijke beschouwing van een AZG’ster


AZG-medewerkster Anouk Delafortrie was in Kaboel aanwezig voor de mededeling dat de organisatie haar activiteiten in Afghanistan stopzet en zich na 24 jaar uit het land terugtrekt. De reden hiervoor zijn de onopgeloste kwesties rond de moord op vijf AZG-medewerkers. Dit zijn Anouks bedenkingen omtrent sommige van de pijnlijke gebeurtenissen en enkele vragen die deel uitmaken van deze verontrustende beslissing.

Een naamkaartje, achtergelaten op een leeg notitiebord in een leeg kantoor in Kaboel. Handgeschreven met een blauwe markeerstift, in grote krullende letters, staat er: “Hélène AZG-H”. Het kaartje behoorde toe aan Hélène de Beir, die op 2 juni samen met vier collega’s werd vermoord op enkele honderden kilometers van dit kantoor, waar ze regelmatig binnensprong op haar weg van en naar Europa en haar project in de provincie Badghis. Enkele weken na haar dood spraken de ouders van Hélène op de Algemene Vergadering van AZG met een waardigheid, moed en wijsheid, die bijna bovenmenselijk zijn voor een koppel dat net hun 29-jarige dochter verloor aan een ideaal. Een ideaal dat bijna anachronistisch lijkt in de verdeelde wereld van vandaag, waarin militairen zich vermommen als hulpverleners, en waarin sommige hulpverleners weinig lijken te geven om de gevolgen van hun nauwe relaties met de politieke of militaire machthebbers, die in hun plaats optreden als “uitvoerders” – zolang hen dit een vast inkomen aan fondsen oplevert.
Kenny Gluck, directeur Operaties van het project waarvoor Hélène werkte, is ervan overtuigd dat “AZG niet bereid is te veranderen in een bewapende instelling van medische hulpverleners. We geloven in het humanitaire ideaal dat het ongewapend betreden van een conflictzone, om levens proberen te redden en lijden te verlichten, een herbevestiging is van de menselijke waardigheid.
Dit ideaal lijkt misschien naïef in een omgeving die sinds 11 september in toenemende mate gecorrumpeerd en gepolariseerd wordt door coalitietroepen en hun tegenstanders. Maar Hélène was niet naïef, benadrukt haar vader. Ze studeerde Internationale Betrekkingen en Rechten in Washington, Bologna en Brussel, en kende de lelijke realiteit achter de vaak charismatische gezichten van de krijgsheren. En ze kende de risico’s die werken op het terrein met zich meebrengt.
Acht buitenlandse en nog veel meer lokale medewerkers werden omgebracht sinds de oprichting van AZG in 1971. “Dit is een van de vreselijkste dingen die we moeten doorstaan. Humanitaire hulpverlening brengt altijd risico’s met zich mee. Volgens mij is het niet mogelijk om humanitaire bijstand te bieden op een volledig veilige manier. Al onze vrijwilligers ondergaan een proces waarin ze zeggen: “Ja, ik aanvaard de risico’s.” Door naar Somalië, Congo of Afghanistan te vertrekken, aanvaarden ze deze risico’s. Dit maakt deel uit van hun omgang met mensen die met nog veel grotere gevaren geconfronteerd worden”, zegt Kenny Gluck. “Maar ik denk wel dat we mogen vragen voor een omkadering van respect voor de veiligheid van onze medewerkers, zodat ze in staat zijn om te werken. Dit respect is momenteel niet langer aanwezig in Afghanistan, getuige de moorden, het gebrek aan follow-up van deze zaak door de regering en de expliciete bedreigingen van de Taliban aan het adres van AZG.”
Het zou erg oneerlijk zijn om de moorden toe te schrijven aan de coalitietroepen en de verwarring die de VS met opzet hebben gezaaid door de ngo’s “helpers van het leger” en “leden van een antiterrorismegroepering” te noemen. Door het concept van de humanitaire hulpverlening een plaats te geven in hun grotere strategieën, verspreiden de westerse politici vandaag inderdaad de idee dat humanitaire organisaties niet langer onafhankelijk en neutraal zijn. Toch ligt de verantwoordelijkheid voor de dood van Hélène en haar collega’s in de eerste plaats bij hen die hiertoe opdracht hebben gegeven en bij de uitvoerders van deze opdracht. Uiteindelijk gaat het hier misschien meer om plaatselijke vetes dan om de politieke manipulatie van de hulpverlening.
Toch valt het op dat de plaatselijke bevelhebbers, extreme groeperingen waaronder de Taliban en de coalitietroepen allemaal hun voordeel proberen te halen door de inspanningen van de humanitaire hulpverlening te misbruiken. De bevelhebbers doen dit door de hulpverleners op de korrel te nemen, de Taliban door hen te verwerpen en te bedreigen, en de coalitie door met hen pogen samen te werken.
Dit is misschien verder bewijs dat het humanitarisme slachtoffer is geworden van haar eigen succes, van haar te grote aanwezigheid in de jaren negentig en de wijdverbreide publieke steun. Dit heeft er onder andere toe geleid dat tientallen nieuwe ngo’s als paddestoelen uit de grond schoten, die niet noodzakelijk onafhankelijk willen zijn van giften of neutraal willen staan ten opzichte van strijdende partijen. Deze snelle en chaotische groei heeft, samen met de toename van de VN-vredesmissies tijdens de voorbije jaren, ervoor gezorgd dat het publiek niet meer in staat is al deze ‘groeperingen’ van elkaar te onderscheiden.
In Afghanistan zijn het begrip en de steun voor de verscheidenheid aan organisaties die er werken, op zijn zachtst gezegd, erg beperkt. De gewone Afghanen merken eerst op dat deze buitenlanders allemaal rijker blijken te zijn dan zijzelf. Ze zien hen voorbijflitsen in Toyota Landcruisers van 75.000 euro, waarvan ze de eigenaars de “Toyota Taliban” noemen. En wat moet je met de brochures die de coalitietroepen uitdeelden in het zuiden van Afghanistan? Ze tonen een jong meisje met een zak bloem en vertellen de bevolking dat het geven van informatie over de Taliban en Al Qaeda noodzakelijk was om het leveren van hulpgoederen verder te zetten.
Het is logisch dat de verwarring rond de identiteit van de hulpverleners compleet is: burgerambtenaren van de VN, militairen van de VS of NAVO die civiele taken uitvoeren in burgerkleding, ngo’s die bijna allemaal gefinancierd worden door de VS, onafhankelijke ngo’s zoals AZG …. Hoe kunnen we verwachten dat het publiek, en de Afghanen in het bijzonder, hierin een onderscheid kunnen maken?
Jammer genoeg kunnen we niet veel doen om deze verwarring uit de wereld te helpen. Niettemin zijn er een aantal dingen die we gewoonweg moéten doen. In het geval van de gruwelijke en onvergeeflijke moord op onze collega’s, moeten we er bij de Afghaanse regering op blijven aandringen de moordenaars van Hélène, Fasil, Besmillah, Egil en Pim te vervolgen. AZG kan de huidige situatie van straffeloosheid niet toestaan. We moeten ook de Taliban, die AZG er valselijk van beschuldigden met de Amerikanen samen te werken, blijven vragen hun dreigementen tot aanvallen in te trekken. Ze moeten ook de hulp die we aan mensen in afgelegen gebieden willen bieden respecteren, omdat wij op een onafhankelijke en onpartijdige manier werken. We moeten, zowel binnen als buiten Afghanistan, druk blijven uitoefen op de coalitie, de VN en de ngo’s om te stoppen met alle daden die bijdragen tot de verwarring van identiteiten en die het respect voor onafhankelijke humanitaire acties ondermijnen.
Onze enige andere verplichting is trouw te blijven aan het ideaal dat we allemaal deelden met Hélène. Het is een herinnering aan de eerste stappen die de dokters en verpleegsters van AZG in Afghanistan zetten: ze reisden per ezelkaravaan door kloven en over bergen, vochten tegen sneeuw en wind, om de mensen die van alle hulp waren afgesneden en verstrikt zaten in het conflict te kunnen bereiken. En we moeten blijven hopen dat we ooit, op een dag, naar hen kunnen terugkeren.
AZG was sinds 1980 actief in Afghanistan, ook ten tijde van de sovjetbezetting, de burgeroorlog, het Taliban-regime en de Operation Enduring Freedom. In het begin reisden kleine teams dokters en verpleegsters naar het land vanuit het nabijgelegen Peshawar in Pakistan. Hier brachten ze een maand door om een ezelkaravaan te organiseren en de veiligheid te onderhandelen met de plaatselijke moedjahedien-bevelhebbers. Na een week reizen kwamen ze aan in de ziekenhuizen en dispensaria van Paktia en Nuristan, waar ze van mei tot oktober verbleven.
Een van de grondvesten van AZG is het leveren van hulp, onafhankelijk van alle politieke motieven. AZG heeft slechts één doel: hulp verlenen aan volkeren, enkel en alleen op basis van onze analyse van hun behoeftes, in naam van de medische ethiek.