Sociale media

  • NL
Open the menu

Darfur: achtergrond bij het conflict


Dezer dagen verschijnen op ons televisiescherm en in de kranten bijna dagelijks schokkende beelden van de zwaar geteisterde regio Darfur in het westen van Soedan. De beelden van ondervoede baby’s met vliegen op hun ogen, oude vrouwen die miserabel bijeengekropen zitten onder kale bomen, en haveloze, geïmproviseerde beschuttingen, uiteengereten door de wind, de regen en het zand, beginnen akelig snel te wennen.

Het leed valt makkelijk van het gelaat van de mensen af te lezen, maar het verhaal dat erachter schuilgaat is complex. Het feit dat de Europese mediaberichtgeving zich pas de laatste paar maanden op Darfur heeft geconcentreerd, wekt de indruk dat dit een nieuwe oorlog is. Maar in werkelijkheid begon het gewelddadige conflict van vandaag reeds in februari 2003, ruim zeventien maanden geleden, en waren gewapende botsingen in verband met de natuurlijke rijkdommen al tientallen jaren schering en inslag in het gebi

Breuk met het verleden

Darfur is van oudsher een gebied waar verschillende etnische groepen leven, die door de jaren heen met elkaar vochten, samenwerkten, handelden en elkaar beroofden. Hoewel het huidige conflict door sommigen wordt voorgesteld als een regelrechte botsing tussen nomadische ‘Arabieren’ (de ‘Janjaweed’) en ‘Afrikaanse’ boeren, is de werkelijkheid, zoals in de meeste oorlogen, iets ingewikkelder. Om te beginnen is het maken van een onderscheid tussen ‘Arabieren’ en ‘Afrikanen’ misleidend, vermits het allemaal Afrikanen en allemaal moslims zijn. Bovendien is het moeilijk om opvallende verschillen te zien tussen de fysieke kenmerken van beide groepen. Sommige niet-Arabische stammen, zoals de Zaghawa, zijn eerder kamelennomaden dan gevestigde boeren. Veel van de stammen hebben door onderlinge huwelijken politieke coalities gevormd en maken afspraken rond het gebruik van water en grondgebied, waardoor het moeilijk wordt de ware aard van tribale banden en allianties te ontwarren.
Het is duidelijk dat de vlaag van extreem geweld die het voorbije jaar over de regio heeft geraasd, een radicale breuk is met de traditionele methoden om stammentwisten op te lossen. Naar schatting zagen sinds februari 2003 zowat een miljoen mensen zich gedwongen hun huizen te ontvluchten. Velen van hen leven nu in ontheemdenkampen en stedelijke enclaves binnen Darfur, of als vluchtelingen in buurland Tsjaad. Het is bijna onmogelijk te achterhalen hoeveel mensen gedood zijn, maar de schattingen gaan van 10.000 tot 50.000. Vrouwen en meisjes werden verkracht, mannen en jongens werden afgetuigd en mensen zagen hun volledige bestaan verwoest.

Vluchten naar Tsjaad

Zoals de meeste andere hulporganisaties, ontdekte AZG pas de ware verschrikking van wat er in Darfur gaande was, lang nadat de brutaliteiten begonnen. Wij werden gealarmeerd door de komst van honderden vluchtelingen in het oosten van Tsjaad, en stuurden half september vorig jaar een team ter plaatse om te kijken wat er aan de hand was. De verhalen die onze patiënten vertelden, hadden allemaal hetzelfde ontstellende patroon: hun dorpen waren gebombardeerd door vliegtuigen en vervolgens hadden soldaten op paarden de overblijfselen omsingeld en aangevallen. Mannen werden vaak afgeranseld of ter plaatse doodgeschoten, terwijl andere dorpelingen gedwongen werden te vluchten, vaak zonder dat ze enige bezittingen konden meenemen. Een man deed het verhaal dat in zijn dorp op een marktdag 56 mensen werden gedood. Een vrouw vertelde over hoe zij onderweg haar broer had moeten begraven. Hij was gestorven door een schotwonde en zij was niet in staat geweest zijn lichaam tot in de stad te dragen om hem fatsoenlijk te begraven.
Omdat ze bij hun aankomst in Tsjaad zo goed als niets bezaten, werden velen van hen opgevangen in de woningen van familieleden en lokale mensen in het grensgebied. Maar na verloop van tijd werden de voedsel- en watervoorraden schaars en moesten zowel de vluchtelingen als de lokale bevolking vechten om te overleven. Toen AZG in september begon met het opzetten van medische posten, waren er, verspreid over het grensgebied, naar schatting zo’n 65.000 vluchtelingen, van wie velen zwaar getraumatiseerd waren en dringend behoefte hadden aan schoon water, voedsel, onderdak en medische hulp. Aangezien er zeer weinig andere hulporganisaties ter plaatse waren en er elke dag meer vluchtelingen uit Darfur toestroomden, werd de toestand hopeloos. De vluchtelingen sliepen buiten op de grond, bij nachttemperaturen die soms daalden tot het vriespunt. Het hoeft dus niet te verwonderen dat al snel infecties van de luchtwegen, maar ook diarree, malaria, meningitis en huidinfecties de kop opstaken.
Bijna een jaar later, zijn er nu naar schatting 170.000 vluchtelingen in Tsjaad en er komen er nog altijd bij. Op 17 augustus meldde de UNHCR dat ruim 500 mensen zopas de grens waren overgestoken. Voor sommigen van hen was het al de tweede keer – zij hadden geprobeerd terug te keren naar hun land en hun dorp, maar werden opnieuw gedwongen te vluchten door de aanhoudende bestokingen en plunderingen.

Getraumatiseerd, doodsbang en in de val

Er kan geen twijfel over bestaan dat Darfur momenteel nog altijd gewelddadig en onstabiel is, ondanks een akkoord dat in juli werd ondertekend door de Soedanese regering en de VN, waarin de regering beloofde de gewapende milities, het leger en de rebellengroeperingen onder controle en in bedwang te houden. De tienduizenden mensen die in ontheemdenkampen leven in het gebied, zijn getraumatiseerd, doodsbang en kennen geen uitweg meer. Nadat ze uit hun dorpen naar de steden vluchtten, op zoek naar een veilige plek, stellen velen nu vast ze niet opnieuw kunnen vertrekken – het risico om te worden aangevallen als zij terugkeren naar hun huizen, of zelfs maar de stad verlaten, is te groot. Vrouwen kunnen zelfs niet op zoek gaan naar brandhout zonder gevaar te worden verkracht of gedood.
In sommige delen van Darfur zijn de wanhopige levensomstandigheden van de ontheemde mensen ronduit schokkend. Het zijn deze beelden die elke avond ons televisiescherm halen. Toch is de vreselijke situatie waarin veel mensen zich bevinden, soms niet zo onmiddellijk zichtbaar. Het stadje Kebkabyia bijvoorbeeld lijkt op het eerste gezicht een bloeiende stad in de woestijn. Op de drukke markt, of “soek”, verkopen standhouders tomaten, bonen en batterijen. Jonge kerels toeren rond op glimmende Chinese fietsen. Je hoort het schorre gebalk van kleine ezels en groepen neergeknielde kamelen liggen lui te geeuwen in de verzengende Saharazon. Stapels bakstenen worden met karren af en aan gereden, en zo duurt het een tijdje voor je beseft dat de bevolking hier voor het grootste deel uit ontheemde mensen bestaat: slechts zo’n 16.000 van de huidige inwoners zijn echt lokale mensen – de andere 50.000 vluchtten uit hun huizen in het omliggende gebied.
“De meerderheid van de ontheemde mensen in Kebkabyia zijn voor hun overleving volledig afhankelijk van de hulporganisaties,” zegt Dan Sermand, sinds januari landverantwoordelijke van AZG in Soedan. “Elke maand krijgen zij voedselrantsoenen van het Wereldvoedselprogramma. In juli en augustus verliepen de voedselbedelingen vlot, maar als de voedselvoorraden opdrogen, zal dit voor hen een ramp betekenen. Het is een zeer penibele situatie. Hoewel er al voor de komst van AZG een ziekenhuis en apotheek aanwezig waren in Kebkabyia, konden de gezondheidsfaciliteiten de noden van de snel aangroeiende bevolking gewoonweg niet baas.”

Verbijsterende werkomstandigheden

In mei ging een team van AZG aan de slag om het ziekenhuis van Kebkabyia weer op te knappen. De infrastructuur was hopeloos verouderd, slecht uitgerust en hoofdzakelijk bemand door personeel dat zelfs niet de meest elementaire opleiding had genoten. De algemene hygiëne in het ziekenhuis was erg slecht en toen Dr. Anders Krondhal er voor het eerst een operatie bijwoonde, was hij verbijsterd over de omstandigheden waarin de ingreep werd uitgevoerd.
“De operatietafel zat onder het bloed en zag er uit alsof ze al lang niet meer was schoongemaakt,” herinnert Ann Ottosson zich, die drie maanden lang als noodhulpcoördinator op het terrein in Kebkabyia actief was. “Sommige verpleegkundigen wisten niet eens hoe ze de temperatuur van een patiënt moesten opnemen. Er was geen watervoorziening in het ziekenhuis doordat de waterpomp stuk was; en de hygiëne en het afvalbeheer waren verschrikkelijk. Overal lagen naalden op de vloer, lege geneesmiddelenflesjes werden niet opgeruimd, en de douches van de patiënten werden zelfs als toiletten gebruikt. We waren dagenlang bezig om gewoon de verschillende afdelingen en het operatiekwartier schoon te maken en te ontsmetten, en om het medisch afval te verzamelen om het te verbranden.”
Het personeel in Kebkabyia houdt zich momenteel, net als de AZG-teams in de rest van Darfur, hoofdzakelijk bezig met de behandeling van infecties van de luchtwegen, diarree, vermoedelijke malariagevallen en huidinfecties. Nu het regenseizoen volop aan de gang is, bereiden zij zich voor op de uitbarsting van watergebonden ziekten zoals cholera en bacillaire dysenterie. Onlangs was er een uitbarsting van hepatitis E in het westen en zuiden van Darfur, een ziekte die uitermate gevaarlijk is voor zwangere vrouwen, en de dreiging van een epidemie van mazelen neemt almaar toe.
Vuurwapens behoren tot het normale straatbeeld in de stad, zodat er ook patiënten binnenkomen met recente schotwonden. Dr. Krondhal: “Er werd een jong meisje binnengebracht met een zeer ernstige schotwonde. De kogel had haar kaak opengereten en maar net haar halsslagader gemist. Ze stelt het weer goed nu, maar ze heeft heel veel geluk gehad. Ze is amper 14.”
Voor elk verhaal van iemand die op het nippertje ontsnapte, is er helaas een veelvoud van schokkende verhalen over burgerslachtoffers in heel de regio. De ontreddering in Darfur sinds het begin van het conflict vindt plaats op een massale, onthutsende schaal. Hoewel de wereld eindelijk aandacht lijkt te hebben voor de situatie, blijven politieke oplossingen vaag. De situatie is complex op verschillende niveaus – van de interactie tussen verschillende tribale groeperingen en politici binnen Darfur, tot het internationale debat over de vraag of het conflict een ‘genocide’ is en sancties of een buitenlandse militaire interventie rechtvaardigt. Terwijl de discussies uitmonden in eindeloze vergaderingen en debatten, is één zaak glashelder voor de hulpverleners op het terrein: de internationale hulpverlening zal een lang volgehouden inspanning moeten leveren.